Praten met elkaar
Samen om tafel
De leraar is mak gemaakt (Volkskrant 18 oktober 2014). Mijn blik blijft hangen bij dit statement als ik de krant doorblader. Werkend met enthousiaste docenten in het voortgezet onderwijs lees ik in de loop van de dag via Twitter hun terechte kritiek over de stigmatisering van ‘de’ beroepsgroep als makke schapen.
Wat me bij het lezen van het artikel intrigeert is de beschrijving van het proces waardoor we, als maatschappij, uiteindelijk uitkomen bij een oplossing (in dit voorbeeld de rekentoets) waar van verschillende kanten kritiek op is. De oplossing had ook simpel kunnen zijn’, betoogt Ton van Haperen, docent economie van het Rythovius College in Eersel in het krantenartikel. ‘Op elke school hadden een paar leraren om tafel kunnen gaan zitten om te bespreken hoe ze het rekenen een beetje kunnen bijhouden.’ Het klinkt heel simpel maar gebeurt niet of te weinig: wie nemen als leraren en schoolleiding regelmatig zelfkritisch de resultaten van het onderwijs (en de organisatie ervan) onder de loep? Het is deze collectieve professionaliteit die sterker ontwikkeld zou moeten worden, ook als manier om ingewikkelde centraal opgelegde beleidsingrepen af te weren.
Van Haperen stelt verderop in het artikel dat het wenselijk is ‘als leraren, bestuurders, onderzoekers en politici meer mét elkaar praten’. Dat is wat mij betreft gelijk de kern van mijn visie die ik hier verder uitwerk: bespreek gezamenlijk als professionals, als team van professionals, als leidinggevenden en als besturen je eigen handelswijze, met een belangrijke rol voor de autonomie van de leraar.
Dialoog vergt tijd en ruimte
Dialoog kan een rol spelen in het ruimte geven en tegelijk begrenzen van de autonomie van professionals. Het klinkt bijna te simpel. Het is een oplossing die ik de afgelopen tijd op verschillende plekken tegenkom in het onderwijs: in cao’s (overlegmodel), in afspraken over verminderen van regeldruk en werkdruk (gesprekscultuur) of in afspraken tussen het ministerie en sectorraden over professionele scholen (professionele leercultuur).
André Wierdsma, bekend van ‘co-creatie van verandering’, brengt in zijn afscheidsrede van de Nyenrode Business Universiteit (juni 2014[i]) de dialoog ook in als kernelement van vitale netwerken. Hij analyseert de tijdsgeest als volgt: ‘In een tijd waarin de ‘meet- en regeltechniek steeds meer wordt aangescherpt en professionals een sterke sturing op basis van hiërarchie en regelgeving ondervinden, ervaren leraren een benauwende inperking van hun ‘professionele ruimte’, autonomie en creativiteit. Professionals die worden opgeroepen tot het tonen van ondernemerschap, innovatie en excellentie, pleiten eenzijdig voor professionele ruimte. Managers, die aangesproken worden op productiviteit, effectiviteit en kwaliteit, vallen terug op regelgeving en externe sturing van gedrag.’
Als we inzoomen op de rol van schoolleiders en bestuurders, herkennen we de zoektocht naar alternatieven voor deze hiërarchische aansturing terwijl ze nog steeds de verantwoordelijkheid kunnen blijven uitoefenen op kwaliteit en effectiviteit van het onderwijs. Juist in die zoektocht is het belangrijk om het gesprek op een structurele manier aan te gaan.
Dialoog klinkt, als oplossing om verschillende zienswijzen bij elkaar te brengen, weliswaar mooi maar waartoe heb je dan samen een dialoog, en waarover? Met wie en op welk moment? En is de sfeer en samenwerkingscultuur er wel naar? De tijd is al beperkt, zou je als leraar dan nog meer moeten overleggen, uitleggen of verantwoording afleggen?
Normatieve professionele dialoog
De dialoog die volgens mij gewenst is, gaat juist in op het betreden van de ‘grijze’ ruimte die professionele ruimte soms is. De ruimte die heel groot is volgens leidinggevenden en juist groter mag volgens medewerkers. De ruimte die gezamenlijk begrensd moet worden en gezamenlijk betreden wordt. Dat is per definitie een voortdurend proces van interactie, van geven en nemen. Wierdsma: ‘Het gaat uiteindelijk om de begrensde autonomie van professionals.’
Benoem samen de kaders van de eigen verantwoordelijkheid (autonomie); dat is de ruimte voor individuele beslissingen op basis van het vakmanschap en de ervaring van elke leraar. Het wordt spannend op momenten dat de autonomie van de leraar raakt aan het hele onderwijsproces, de andere collega’s (in team/sectie/ bouw) of aan de manier van samenwerken in de hele school (werkdruk, hoe om te gaan met maatschappelijke druk, toetsing etc). De reflex kan zijn om te zwichten voor druk en hard door te werken binnen je eigen kaders. Waar het echter om gaat is om moeilijke situaties of dilemma’s in de praktijk te herkennen die tegen de grenzen aan schuren van je eigen verantwoordelijkheid. Dan roep je collega’s en leidinggevende bij elkaar voor een normatieve professionele dialoog. Oftewel: wat vinden we van dit specifieke geval, vanuit onze normen en waarden die we gezamenlijk als grens hebben gesteld? Verstoringen dienen dichtbij de bron te worden opgevangen omdat daar de meeste context specifieke kennis aanwezig is (Wierdsma).
Dialoog binnen én buiten de kaders
Bron: emeritaatslezing André Wierdsma, juni 2014
Wierdsma onderscheidt twee soorten dialogen: de eerste is de interpretatie van bestaande kaders/regels in specifieke situaties (processen van normatieve professionalisering).
Het tweede type dialoog is gericht op de herziening van de kaders zelf. Het ontwikkelen van de identiteit vraagt een reflectie op de vooronderstellingen van de cultuur. Heroverwegen van kaders vraagt het betreden van de Plek der Moeite. Het is essentieel dat leidinggevenden participeren in deze dialogen. Het is de samenwerking tussen mensen, nadrukkelijk professionals én leidinggevende, die tot resultaten leidt. Afspraken en regels moeten geïnterpreteerd en soms herzien worden. Voorbeelden van herziening van kaders zijn bijvoorbeeld het ingrijpend anders vormgeven van het onderwijs (omdat dat betere kwaliteit voor de leerling oplevert), of herzien van het takenpakket op school vanuit de eigen kracht van het team en de ontwikkelingswensen van teamleden, of keuzes maken vanuit de eigen schoolvisie om bepaalde taken niet meer te doen. Dan maak je als school de omslag van een uitvoerder van beleid naar een professionele organisatie die keuzes maakt in belang van de eigen visie en gewenste kwaliteit van het onderwijs.
Beide typen dialogen zijn een continu proces. De invloeden van buitenaf (onderwijskundige ontwikkelingen, maatschappelijke discussies, overheidsbeleid, financiële ingrepen) volgen elkaar snel op, zodat er steeds weer stof voor een professionele dialoog is.
Samenwerken moet je leren
En is deze normatieve professionele dialoog of dit gesprek over herziening van de kaders dan in elke organisatie te voeren? Ook samenwerken moet je leren door veel vlieguren te maken, net zoals fietsen of opereren. Dat vergt professionalisering van elk individu, van onderwijsteams en van de organisatie als geheel met als doel om tot een professionele cultuur te komen.
Welke leervragen zien we in de praktijk? Ik denk aan vraagstukken als: herkennen op welke momenten/situaties besluiten buiten je relatief autonome gebied vallen zodat afstemming nodig is. Leren hoe je als team samen meer kunt bereiken, voor jezelf en voor de hele organisatie. Leren wat werkbare kaders zijn voor zowel leraren als leidinggevenden. En natuurlijk inhoudelijke vraagstukken zoals wat vinden wij goed eigentijds onderwijs en hoe geven we dat vorm? Hoe kunnen we eigen keuzes maken in een tijd waarin veel verwachtingen van ouders, politiek en maatschappij (ook) bij scholen worden neergelegd?
Maak dus regelmatig tijd vrij (bijvoorbeeld door vergaderingen slimmer in te richten of onderwijsoverleg in te voeren naast korte praktische werkoverleggen) voor dialoog over deze vraagstukken en herzie de kaders waar nodig, samen met leidinggevende en betrokken collega’s. Dat vergt naast een plezierig werkklimaat ook een professioneel klimaat waarin je elkaar stimuleert, aanspreekt, feedback geeft en elkaar uitnodigt voor een gesprek. Soms helpt het om een buitenstaander te benutten om alle partijen aan tafel te krijgen of om een gesprek te begeleiden. Ervaar dat deze investering de kracht van binnenuit versterkt waarmee het op termijn de vele hervormingen, extra toetsen of interventies van landelijke beleidsmakers overbodig maakt.
Laten we elkaar niet lam slaan. Laten we met elkaar praten over de kern van het vak!
[i] Moreel leiderschap in vitale netwerken. André Wierdsma. Nyenrode Business Universiteit. 2014.
Foto: met creative commons licentie via bron