Finse lessen: minder lesgeven, toch meer leren

“Less is more,” beargumenteert onderwijsexpert Pasi Sahlberg in zijn boek ‘Finnish Lessons, What Can the World Learn from Educational Change in Finland’. Minder competitie, minder toezicht en minder lesuren, en toch staat Finland al jaren achtereen aan kop als je de rankings mag geloven. De docenten zoeken continu de paradox ‘teach less and learn more’ op, met als hoger doel goede scholen voor iedereen. Nu zijn er natuurlijk verschillen tussen Finland en Nederland in cultuur, in de samenleving en in de scholen. Toch zou een aantal uitgangspunten een goede voedingsbodem kunnen vinden in Nederland. Het eerste wat eruit springt is de kwaliteit van de leraren en het lesgeven zo te verhogen dat er geen toezicht of inspectie meer nodig is.

Een utopie?

Ter ere van de publicatie van de Nederlandse editie van Finnish Lessons was Sahlberg te gast bij de Finse ambassadeur in Den Haag. In een bijna Fins winterdecor onderstreepte Sahlberg dat competitie absoluut niet leidend moet zijn als het om onderwijs gaat. Nooit heeft Finland het doel gehad om als beste onderwijssysteem uit vergelijkingen en benchmarks te komen. Sterker nog, Sahlberg zet zich ferm af tegen de GERM-infectie: General Educational Reform Movement, begonnen in de jaren tachtig en wereldwijd uitgegroeid tot een onderwijshervormingsdogma binnen veel onderwijsstelsels. De ambitie was in Finland om goede scholen voor iedereen te hebben. De beste manier om die ambitie te verwezenlijken is om leraren en schoolleiders goed voor te bereiden op hun taken. Dat is de kern voor een goede kwaliteit in Finland. Alle GERM’s en beleidsnota’s over onderwijssystemen kunnen de deur uit!

Hervormingsdogma’s, GERM of FIRM?

Welke educational reform dogma’s bedoelt Sahlberg nu eigenlijk? Het gaat in dit type hervormingen in de eerste plaats om standaardisering en homogenisering van het onderwijs met standaardtoetsen. Ten tweede zie je een nadruk op kerntaken van de school (lezen, schrijven, rekenen en wis- en natuurkunde), wat ten koste gaat van andere vakken. Het zoeken naar weinig risicovolle manieren om onderwijsdoelen te bereiken beperkt experimenteren en vermindert het gebruik van alternatieve, pedagogische benaderingen. De gedachte dat managementmodellen uit het bedrijfsleven ook tot verbetering zullen leiden in het onderwijs getuigt meer van een economische visie op onderwijs dan van de morele visie op menselijke ontwikkeling. Als laatste hervormingsdogma noemt Sahlberg de invoering van een beleid van rekenschap afleggen door de school op basis van toetsresultaten en prestaties van leerlingen, met mogelijke perverse gevolgen zoals belonen of straffen van scholen en leraren.

Finland heeft doelbewust niet meegedaan aan deze ontwikkelingen. Zij hebben de FIRM-manier ontwikkeld (Finnish Reform Movement), die zich kenmerkt door ‘op maat’ leren en lesgeven, focus op creatief leren, aanmoedigen van risico’s nemen, eigenaar blijven van de eigen innovatietraditie en gedeelde verantwoordelijkheid en vertrouwen. We herkennen hierin snel de tegenpolen van de GERM-virussen hierboven. De focus op kwaliteit van het onderwijs, goede scholen voor iedereen, kwaliteit van leraren en schoolleiders en onderling van elkaar blijven leren heeft Finland in ieder geval geen windeieren gelegd. Onderwijs wordt in Finland nu ironisch genoeg als exportproduct gezien!

Leren reflecteren

Een korte vergelijking: Nederlandse docenten geven per dag gemiddeld 60 minuten langer les in de klas dan Finse docenten, die per dag maximaal 4 uur lesgeven. Mijn vraag aan Sahlberg wat in het Finse systeem bijdraagt aan een hoge kwaliteit van lesgeven illustreerde hij met deze vergelijking. Wat Finse docenten namelijk in die andere tijd doen is van elkaar leren en samen reflecteren op hun wijze van lesgeven. Het halen van de benodigde uren onderwijstijd kan een obstakel zijn om als docenten samen te leren. Ook haalde de Finse auteur aan dat het wetenschappelijke onderwijsniveau van hun docenten bijdraagt aan peer learning.

Finland heeft niet altijd een goed onderwijssysteem gehad, ze komen van ver. Het heeft een aantal decennia geduurd voordat de investeringen in docenten hun vruchten afwierpen. Ondanks de afleidingen in de vorm van bureaucratie en voorgestelde hervormingen van het onderwijssysteem onder druk van benchmarks of rapportages bleven ze de basis van sterke docenten en scholen nastreven. Belangrijker dan internationale vergelijkingen is de publieke waarde: hoe ervaren kinderen, ouders en belastingbetalers het onderwijs en zijn zij blij daarmee?

5 Finse lessen om die sterke basis te bereiken:

  1. Doelgerichte actie op alle lagen (vertrouwen op vakbekwaamheid van onderwijsmensen, slimmer organiseren met professionele dialoog, positief over het vak praten en perspectief schetsen).
  2. Doordacht onderwijs (bewust zijn van tradities, blijven toepassen van theorieën, concepten, onderzoek en innovatie).
  3. Diep leren (vertrouwen op curriculum en aanpak voor ontwikkeling van het kind, focus op korte termijn met ontwikkelingsperspectief op lange termijn, ruimte scheppen voor nieuwe ideeën en aanpakken, respecteren van autonomie maar wel elkaar professioneel aanspreken en de maat durven nemen).
  4. Discipline organiseren (waar willen we goed in zijn, waar krijgen we energie van, waar doen we het voor?).
  5. Doorleefd werken (ieder kind, iedere ouder en leraar weet vol trots de kern en kracht van de school te vertellen, schoolleiders en bestuurders slagen erin om de motivatie van medewerkers jaar na jaar te laten toenemen).

Een nieuwe generatie van ‘change agents’

“We hebben een kleine ingenieur in ons: van wat we hebben, weten we iets te maken. Ook in Nederland hebben jullie een goede basis hiervoor,” is de observatie van Sahlberg. “Het schoolsysteem een sterke impuls geven zal niet al te moeilijk zijn met de Nederlandse cultuur die open staat voor leren van anderen.” 
Het inmiddels beroemde internationale onderzoek van McKinsey (How the world’s most improved school systems keep getting better, 2010) legt ook de nadruk op enkele succesfactoren uit het Finse systeem. Zet de beste mensen voor de klas en zorg ervoor dat de besten van nu de volgende generatie opleiden. Voor de huidige leraren resoneert de oproep om structureel van elkaar te leren, samen lessen voor te bereiden, de klasdeur open te zetten en te reflecteren. De benodigde tijd hebben de Finse docenten gevonden in minder lesgeven. Het McKinsey-onderzoek geeft de schoolleiders een aanbeveling mee om in trajecten met 6-10 collega’s samen te werken aan de verbetering van kwaliteit op hun eigen school – daarbij van elkaars ervaringen te leren en tegelijk in hun school door experts te worden gecoacht.

De Finnen lijken deze aanbevelingen niet meer nodig te hebben. Echter, in de ogen van Sahlberg moet Finland zichzelf opnieuw gaan uitvinden. De laatste jaren was het eigenlijk te stil aan het front. De aandacht verschoof meer naar productiviteit en efficiëntie dan naar het verhogen van de kwaliteit. Ook overheidsbezuinigingen gaan niet aan dit land voorbij. Wat is de volgende fase? Aan de ene kant zie je experimenten met digitale scholen waar geen hard copy tekstboek meer te vinden is. Hoe zien scholen er dan uit? Ouders maken zich aan de andere kant zorgen daarover en benadrukken dat interactie tussen mensen essentieel is om te leren. Kinderen moeten niet de hele dag achter een schermpje zitten, of het nu om school of ontspanning gaat.

Een andere insteek is na te denken over een nieuwe manier van onderwijzen. De oudere generatie verlaat ook in Finland snel het arbeidsproces. Voor Nederland oppert hij om deze vergelijkbare situatie aan te grijpen als een unieke kans. Investeer in een compleet nieuwe aanpak van opleiden van jonge docenten: train ze als change agents in jullie scholen. Met een dosis creatief denken over welk type mensen je nodig hebt en wat zij nodig hebben voor vernieuwing in scholen kun je de hele opleiding van docenten nu radicaal veranderen! Daarmee benadruk je ook de gewenste richting voor het onderwijs in Nederland op lange termijn: niet de beste testresultaten halen, maar als samenleving leren omgaan met de dynamiek van complexe uitdagingen.

De kunst van het laveren bij het coachen van kleine innovatieteams

Innovatie staat hoog op de agenda bij organisaties, zeker als met minder middelen de kwaliteit van producten en diensten hoog moet blijven. Bij Kennisland hebben we ervaring opgedaan met ‘interventures’: teams van professionals gaan als innovatieteam op een avontuurlijke tocht en voeren interventies uit om het taaie vraagstuk vooruit te krijgen. Deze teams kunnen fungeren als ‘speedbootjes’ in of naast een organisatie. Hoe laveer je als speedbootje tussen ijsschotsen, met een vliegdekschip in het kielzog? Als coach heb ik het afgelopen jaar twee van zulke speedbootjes begeleid. Wat heb ik daarbij geleerd over de kunst van het laveren?

Op avontuur

Deelnemers in de interventuregroepen kregen de opdracht om een taai vraagstuk in beweging te brengen, zoals flexibiliteit en duurzame inzetbaarheid van personeel of samenwerking tussen eenheden. Zij onderzochten het vraagstuk vanuit verschillende invalshoeken en werken toe naar een daadwerkelijke (leer)interventie binnen de organisatie. Het gaat hier om een vorm van ‘action learning’ maar ook om een daadwerkelijke bijdrage aan een verbetering, een beweging of een vernieuwing in de vorm van een uitgeprobeerd idee, oplossing of advies met betrekking tot het vraagstuk.

De coach begeleidt de groep in de volgende stappen:

  1. verhelderen en verrijken van het vraagstuk
  2. casus selecteren
  3. een actie/interventie uitvoeren, in gang zetten
  4. leren als individu, als team en als organisatie
  5. kennis uitwisselen en borgen

De meerwaarde van deze aanpak is dat we vraagstukken voorleggen aan mensen die hier daadwerkelijk mee te maken hebben. In de meeste (grote) organisaties worden deze vraagstukken op een centrale beleidsmatige wijze benaderd. Met de interventure-aanpak krijg je betere oplossingen omdat de mensen die ze moeten implementeren de oplossingen zelf bedenken. Je ondersteunt tegelijkertijd professionals bij het leren kijken en sturen vanuit een voor de organisatie ‘breder’ perspectief. Dat is niet altijd gemakkelijk. Wat kom je tegen als coach in een dergelijke aanpak?

Gas erop

Bij de interventuregroepen die ik begeleidde was de start moeilijk: waar gaan we onze tanden in zetten en hoe bakenen we dat af? Nadat het bootje al een aantal keer in het voortraject heen en weer was gevaren van concreet naar abstract, heb ik tijdens de eerste coachsessie ingegrepen. Mijn vragen waren: waar zit de energie? Of waar zit je frustratie? Wat vind je leuk als groep om aan te pakken? Daar sprong één idee uit: een deelnemer had een mooie kiem gezaaid in haar eigen team en wilde dat graag verbreden. De uitdaging voor de speedboot was om dit idee breder in de organisatie uit te proberen.

De tip in deze fase is: maak je onderwerp zo klein en concreet mogelijk, omschrijf wie er last heeft van de situatie en houdt dat in beeld. Zorg dat je het vast kan pakken, geef er een goed klinkende naam aan en maak het letterlijk tastbaar. We maakten bijvoorbeeld zonder budget een filmpje van de ideale situatie, een flyer en een beeldmerk. Dat maakt erover praten en overdragen makkelijker.

Bijsturen en bijtanken

De speedbootjes kwamen enkele ijsschotsen tegen op hun weg. Deze zullen niet in elk innovatieproces terugkomen maar zijn wel exemplarisch voor de stappen die vernieuwers van onderop tegenkomen op hun innovatietocht. Hoe lang kun je onder de radar blijven opereren zonder je weg te laten blokkeren door grote ondersteunende diensten zoals P&O, ICT en Communicatie? Wanneer kom je met een goed werkend klein experiment bij het omslagpunt waarop je meer mensen op strategisch niveau moet gaan betrekken? En hoe bepaal je wie dat zijn? In deze fase heb je lef nodig om even opzij te schuiven wat je tegenhoudt, om de ijsschotsen heen te gaan en je niet teveel aan te trekken van knellende regels of protocollen. ‘Choose your battle’, oftewel kies waar je energie in steekt. Dat kan zijn een prototype maken van wat je voor ogen hebt (zonder budget en ingewikkelde plannen, maar knutsel iets in elkaar of vraag een handige collega of vriend om hulp). Ook kun je nagaan of je eigen gevoel breder gedeeld wordt (bevragen collega’s van verschillende functies).

Speedboot zoekt het ruime sop

Het lef dat de eerste groep toonde, maakte dat het idee ging rondzingen en al snel groter werd. Zorg in deze fase dat je de communicatie nog in eigen hand houdt, zodat de kern van je verhaal overeind blijft, dat je zichtbaarder wordt en zelf nog kunt sturen. Vertel dat (deel van het) verhaal dat voor je toehoorder van belang is. Nog niet iedereen hoeft alle facetten op dit moment te doorgronden, voer zelf de regie over wie voor welk deel van het concept belangrijk is. Hierbij helpt het als je het idee letterlijk zichtbaar hebt gemaakt.

De volgende stap die echt nodig was voor één van de speedbootjes was een goed werkende en simpele ICT-applicatie omdat handmatig werken niet meer haalbaar was. Als je bij de normale route op een ICT-afdeling met grotere belangen stuit, zoek dan een omweg met bestaande programma’s of apps voor de eerste stappen.

De kunst van het laveren: lessons learned

De rol die ik als coach heb gespeeld in deze trajecten was: structureren, vragen stellen, doorvragen, het vraagstuk van verschillende kanten belichten, energie geven om door te gaan, zoeken naar een kortere weg, netwerk inschakelen, meedenken welke actoren op welk moment van belang zijn en reflectie geven. Gaandeweg heb ik de volgende lessen verzameld:

  • Zorg voor een goede structuur: organiseer alvast een aantal afspraken, als coach met het groepje en als groep onderling, om de snelheid erin te houden en goed af te stemmen.
  • Zet het probleem scherp neer: wat is het probleem en voor wie is het een probleem?
  • Maak het simpel, breng het vraagstuk tot de kern terug. Bekijk het wel vanuit verschillende kanten en vraag je af waarom het een probleem geworden is. Breng het probleem gedurende het proces steeds weer tot de kern terug.
  • Ga over tot actie. Zitten de juiste personen in de groep? Kunnen ze elkaar aanvullen qua competenties? Indien nodig: maak de rollen bespreekbaar en benoem wat je ziet gebeuren. Individueel leren en groepsleren draait vaak om samenwerking, aanvulling van individuele competenties in het groepsproces en samenwerkend leren.
  • Sluit het traject af met een reflectie: wat heb je zelf geleerd? Hoe zou je zo’n onderwerp een volgende keer aanpakken? De groep kan in deze setting ook leren elkaar feedback te geven.
  • Benut de opdrachtgever of sponsor beter. De kunst is om een sponsor voor het idee te winnen en op het juiste moment om hulp te vragen op een ander niveau. Erken dat er meerdere niveaus van invloed zijn (niveau van professional, manager, bestuurder) en zet de juiste personen op het juiste moment in.
  • Maak het idee zichtbaar in de vorm van een filmpje, flyer, prototype om ermee de boer op te gaan. Juist de concrete vragen die je dan stelt zijn essentieel: Voor wie is het? Wat is hun belang? Benoem in één zin waarom dit voor de organisatie belangrijk is, etc.
  • Denk goed na over de doorlooptijd. Bij de eerste groep was die erg lang (bijna 9 maanden) om de energie vast te houden maar ze konden daardoor wel meerdere stappen zetten. De tweede groep had maar een krappe 3 maanden waardoor er te weinig tijd was voor een echte interventie.

Welke golven heeft de speedboot gecreëerd?

De belangrijkste opbrengst voor deelnemers is dat ze de ruimte krijgen om out-of-the-box te denken, andere perspectieven van meerdere afdelingen of andere organisaties tegen het licht te houden, de blik ook letterlijk buiten de organisatie te richten en ideeën op te doen. Als het management vooraf op het dek van het vliegdekschip staat, seinen uitstuurt en af en toe op het speedbootje meevaart, kun je hen meenemen in het denken in mogelijkheden en de ruimte die het speedbootje creëert. Het zou mooi zijn als managers ervoor zouden kiezen om een aantal taaie vraagstukken in een organisatie in een interventure te laten oppakken. Een deelnemer zag de interventures als organische organisatieverbetertrajecten, die wel continuering en faciliteiten nodig hebben. Enige inbedding (niet institutionalisering!) is heel belangrijk, bijvoorbeeld door een paar enthousiaste mensen (bij de ondersteunende diensten) als vliegende kiep voor een klein deel van hun tijd mee te laten denken met deze speedbootjes. Dat scheelt veel frustratie en levert meer energie op.

Een ander belangrijk resultaat vonden de deelnemers dat zij elkaar beter hebben leren kennen en elkaar nu sneller op kunnen zoeken over afdelingsgrenzen heen. Zij vonden met deze werkwijze een manier om frustraties om te zetten in actie, om kansen te benutten en bij te dragen aan een vernieuwende cultuur.

Deze twee speedbootjes voeren in de schaduw van een groot vliegdekschip (hun organisatie). Het is interessant om ook andere speedbootjes te onderzoeken, bijvoorbeeld die tussen meerdere organisaties varen. Wat komen zij tegen en wat leren we van hen over de kunst van het laveren?

Afbeelding: Joeldinda (CC-BY-NC-SA)

Inrollen, niet uitrollen

Wat te doen als je er met twintig organisaties achterkomt dat je aanpak om een gezin van een moeder met vijf afglijdende kinderen in een te klein huis in een aandachtswijk in Amsterdam verder te helpen niet werkt? Dan moet je samenwerken. Want de hulp voor probleemgezinnen gaat nooit over slechts één schijf. Erik Gerritsen zette zich jaren geleden als gemeentesecretaris van Amsterdam in voor de multiprobleemgezinproblematiek. Het moest anders: goedkoper, slimmer en beter, veel beter. Zijn verhaal tijdens de bijeenkomst bij Kennisland op 26 april 2013 begon bij het moment dat hij alle betrokken bestuurders, politici en jeugdzorgmedewerkers voorstelde aan het eerste gezin waar ze in samenwerking mee aan de slag zouden gaan. Daarna volgden nog vele multiprobleemgezinnen. Wat was er nodig om deze verandering van werken binnen de jeugdzorg in Amsterdam duurzaam te realiseren? Inrollen, niet uitrollen.

Uitrollen en opschalen of inrollen

De belangrijkste vraag was wat we kunnen leren van de stappen die Gerritsen, eerst als gemeentesecretaris, later als directeur van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, heeft gezet. Bij Kennisland werken we veel aan vernieuwing vanaf de werkvloer in gemeentes en ministeries, in scholen of ziekenhuizen. We experimenteren, brengen beweging van onderop, starten klein met uittesten, en dragen het geleerde weer over aan anderen. Uitrollen en opschalen zijn echter geen favoriete woorden voor de stap die daarna komt. Deze woorden impliceren dat je een situatie kunt stollen, elders kunt neerleggen als goede manier van werken en vervolgens verwachten dat het daar ook werkt. Deze stap van verspreiden wat goed werkt is tegelijkertijd wel onderdeel van het werk waar we voor staan: innovatie ontwikkelen is een ding, maar het laten landen op de plek waar het geborgd moet worden is iets anders. Hoe doe je dat op een sociaalinnovatieve manier? Welke inzichten zijn belangrijk voor Kennisland en voor programma’s die wij mede uitvoeren, zoals Slimmernetwerk in de publieke sector? We vroegen Gerritsen naar zijn kritische blik en inzichten.

    • Inzicht 1: je kunt complexe problemen meestal alleen met complexe oplossingen oplossen. Een voorbeeld is dat er meerdere hulpverleners nodig zijn in een gezin dat kampt met schuldhulpverlening én borderline én gedragsproblemen. Maar zij moeten wel samenwerken. Een simpele oplossing zou zijn één casemanager per gezin verantwoordelijk te maken. Die kan echter niet alles alleen oplossen, maar is als verbinder wel onderdeel van de, complexere, oplossing.
    • Inzicht 2: Macht speelt keihard een rol om innovatie en leerprocessen op gang te brengen, ook al voelt dit contra-intuïtief. Gerritsen startte bijvoorbeeld met een sessie in de ambtswoning van de burgemeester. Ga in soortgelijke situaties op zoek naar degene met de positie om op hoog niveau snel te kunnen schakelen en een doorbraak te kunnen forceren.
    • Inzicht 3: Niet eerst alles onderzoeken. Start en onderzoek gaandeweg. Het proces bij Jeugdzorg dreigde in een discussie te verzanden over definities en onderzoek doen naar de doelgroep (over hoeveel gezinnen hebben we het en wie hoort daar wel of niet toe?). Gerritsen duwde door: we beginnen met dit ene gezin en dan weten precies wat de doelgroep is over twee jaar.

Zelf voelen in plaats van laten vertellen

De eerste horde was genomen: het probleemgezin werd intensief begeleid en de betrokken hulpverleners leken te doen wat nodig was, ook in volgende gezinnen. Nadat Gerritsen wegging bij de gemeente dreigde het echter in te zakken. De aanpak was helder, het was uitgeschreven, men wist wat te doen en poogde het bij andere deelgemeenten uit te rollen. Dat werkte niet. Deze nieuwe betrokkenen hadden het proces bij het eerste gezin niet meegemaakt. Eenmaal bij Bureau Jeugdzorg aangetreden, gooide Gerritsen het dan ook over een andere boeg. Hij begon een lab met de beste mensen in een kamertje, die hij twee dagen trainde met een waardebril: voegt alles wat ik doe waarde toe aan het doel? Hij vroeg iedereen de eigen werkprocessen tegen die meetlat te leggen. Na ‘paniek en een identiteitscrisis’ kwamen er herboren medewerkers uit het proces die inzagen dat 40% van hun werk verspilling was. Zijn eerdere ervaring bij de gemeente en dit proces bij Jeugdzorg, leerde Gerritsen dat iedere medewerker door dit proces heen moet gaan om zelf met die andere bril te kunnen (blijven) kijken.

Medewerkers keken eerst met afgunst naar de eerste lichting in het lab en mochten daarna zelf het wiel opnieuw uitvinden. En nee, niet iedereen ging daar zomaar in mee. Inrollen zorgt ook voor opschoning: mensen willen soms niet veranderen of kunnen niet goed op een andere manier werken. Inrollen levert keihard het besef op dat de oude manier zinloos is en dat het anders moet. Daarna slaat de onzekerheid en angst toe. Sommigen hebben een half jaar nodig om daar over heen te komen, anderen twee jaar. Deze aanpak is ook toe te passen in andere sectoren als je de werkzame principes opnieuw toepast. Het is namelijk geen best practice die je kopieert; elke keer komt er bij elke persoon iets nieuws uit het veranderingsproces.

Inwijdingsritueel?

Een essentiële vraag over deze veranderingsstrategie komt uit de zaal: ‘Het lijkt wel een commando-opleiding of een inwijdingsritueel waar iedereen doorheen moet. Dat voelt erg opgelegd en misschien zelfs wel manipulatief. Moet je het systeem – de omgeving in plaats van de personen – niet veranderen?’ Gerritsen betoogt dat de boodschap is dat mensen het zelf moeten hebben doorgemaakt. ‘Alleen door te ervaren ontstaat er ander gedrag en daardoor een ander systeem. We zorgen voor veel training en intervisie voor alle medewerkers om ze te ondersteunen.’

Zuchtje wind of duurzame verandering

De ambitie van Gerritsen is dat als de omgeving verandert, je geen bestuurder nodig hebt om hierop in te spelen maar dat het uit de organisatie komt. Daar zijn we nog niet. Voor Kennisland heeft Gerritsen een kritische noot: “KL is heel goed in inspireren, beweging brengen en een vuurtje aanwakkeren. Echter, dan is het vaak nog niet klaar zodat anderen het zomaar kunnen overnemen. Het gevaar bestaat dat de innovatie een fris zuchtje wind is, maar nog geen duurzame verandering teweegbrengt.”

Ons werk is inderdaad niet klaar met het op gang brengen van de eerste beweging. Juist in het ‘inrollen’ schuilt de daadwerkelijke test of de werkzame principes ook blijvend kunnen worden toegepast en dat medewerkers in staat zijn om die steeds op nieuwe situaties toe te passen. Het was een inspirerende cocktail met veel stof tot nadenken.

Meer over het veranderingstraject Ieder Kind Veilig over generiek gezinsgericht werken bij Bureau Jeugdzorg is te lezen in de columns en het proefschrift van Erik Gerritsen.

Dit verslag is geschreven naar aanleiding van de door Kennisland georganiseerde bijeenkomst KL Cocktail, 26 april 2013.