Touwtrekken of samenwerken

Aad Koster, directeur van Actiz (werkgeversorganisatie in de verpleging, verzorging en thuiszorg), pleit in de Volkskrant van 10 juni 2013 voor ‘meer regie’ door het kabinet. Koster heeft het hier over de hervorming van de langdurige zorg: de zorg in tehuizen wordt straks alleen nog maar toegankelijk voor zwaar hulpbehoevenden en zorg buiten de instellingen wordt overgeheveld naar gemeenten en mantelzorgers. “Het gaat nu erg ongecoördineerd. Het beleid van gemeenten is te versnipperd.”

Koster doelt met zijn oproep voor meer regie op de decentralisatie van bevoegdheden en uitvoering van rijk naar gemeenten die per 1 januari 2015 ingaat.

Laat meer regie nu net níet de bedoeling zijn.

De grote operaties van overheveling van taken van AWBZ, (arbeids)participatie en jeugdzorg naar gemeenten heten niet voor niets decentralisaties. De oproep vanuit gemeenten aan het kabinet tijdens het VNG congres van 4 en 5 juni jl. is juist om meer los te laten en écht de taken over te hevelen. Zonder regie en zonder controle. Gemeenten hebben gezegd: dat kunnen wij beter, op lokaal niveau, dicht bij de burger in onze gemeente die we kennen, met wie we in keukentafelgesprekken de situatie bespreken en vervolgens zorg en ondersteuning op maat kunnen leveren.

Samenwerken is samen doen

De druk die Koster opvoert met zijn opmerking voelen de gemeenten ook. Met gepaste trots vertelde Kees Jan de Vet (lid directieraad VNG) dat alle 408 gemeenten hebben gereageerd op de vragen hoe zij de samenwerking (boven)lokaal gaan vormgeven op de terreinen van werk, zorg en jeugd. Van onderop komt de samenwerking tot stand, per decentralisatie kunnen de partners anders zijn voor een gemeente. Dat klinkt mooi: de samenwerking krijgt vorm, van onderop en aansluitend bij lokale vertrouwensrelaties en bekende leveranciers. Echter, een wethouder vroeg zich tijdens het VNG-deelcongres Samenwerken = Samen Doen terecht af of dat geen schijnbeeld is. De wethouder van Peel & Maas bracht in dat zij liever de kracht van de samenleving als uitgangspunt had genomen voor de samenwerkingsverbanden, in plaats van die nu al te moeten ‘doorgeven’ in een enquête. Op papier klinkt het namelijk mooi, maar de uitwerking staat nog erg in de kinderschoenen. En De Vet voegt een waarschuwing toe: “Voor je het weet staan we stijf van de processen. Ga vooral geen extra bureaucratische laag creëren, maar leg de uitvoering en verantwoordelijkheid daarvoor bij de professionals.”

Dat is blijkbaar precies de willekeur die Koster vreest voor ouderen en hulpbehoevenden. Het klopt dat de uitvoering en toekenning van middelen of zorg niet door het hele land gelijk zal zijn. Maar de vraag, de persoonlijke situatie en de noodzaak is ook niet per persoon precies hetzelfde. Dat is juist de kracht van de decentralisatie.

De zwakke schakel ligt bij de uitvoering. Zal op 1 januari 2015 op lokaal niveau overeenstemming zijn over het beleid van toekenning zodat burgers niet gaan ‘shoppen’ bij buurgemeenten voor meer of andere ondersteuning? En is de benodigde informatie goed en snel toegankelijk voor alle frontlijnmedewerkers? Kennen de medewerkers elkaar zodat ze slim kunnen samenwerken, snel doorverbinden, op maat ondersteuning leveren die goedkoper en beter gericht is op de vraag van de cliënt? Dat is de bedoeling en daar is nog veel werk aan de winkel.

Oerkrachten

Erik Gerritsen (bestuursvoorzitter Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam) benoemde dat tijdens zijn prikkelende aftrap van het deelcongres Samenwerken = samen doen als volgt: “Dit is een grote veranderkundige vernieuwing, niet alleen decentralisatie van taken en verantwoordelijkheden met bijbehorende budgetten en informatie. Waarom is het zo moeilijk? Ik zie dat oerkrachten (financiën, sturen met geld en regels, verschillende perspectieven, hiërarchie, macht) die verandering tegenhouden. Daar kun je niet omheen, maar dat betekent niet dat je erin moet berusten.”

Het probleem en de oplossingen leer je pas kennen door te beginnen met het werken aan de oplossing. Gerritsen pleit voor het op gang brengen van collectieve leerprocessen in alle gemeenten en samenwerkingsverbanden. In Doetanks van Slimmernetwerk kunnen professionals slimmere oplossingen uittesten en tegelijkertijd samen leren hoe zij multidisciplinair en werkend vanuit een casus uit hun eigen praktijk tot een werkende oplossing kunnen komen. Ook anderen kunnen daar weer van profiteren doordat niet alleen de uitkomst maar ook het zoekproces wordt gedeeld.

Burgerparticipatie of continue feedback

De overheid schaft het contact met burgers en bedrijven via papieren formulieren en brieven zoveel mogelijk af.” Dat schrijft minister Plasterk op 26 mei jl. aan de Tweede Kamer (). Op basis van deze mededeling is een levendige discussie gestart op het online netwerk van Slimmernetwerk. De Slimmernetwerkleden vragen zich in de discussie af hoe we het voor elkaar krijgen om in de dienstverlening voldoende dialoog, proactiviteit, empathie en hostmanship te leggen als straks (bijna) alles digitaal is.

Zie hier een weergave van de zoektocht naar een goede manier om burgers te betrekken. Gerritsen: “Dat gaat niet lukken door de huidige manier van werken: burgers, gij zult meer participeren op deze onderwerpen en wel op deze en deze manier… Dit alles onder het mom van burgerparticipatie”. De kwaliteit van de dialoog en de manier waarop deze gevoerd wordt begint bij inzicht, competenties en kernkwaliteiten van ambtenaren.

Chris Sigaloff (adviesgroep Slimmernetwerk, voorzitter Kennisland) pleit op dit onderwerp voor meer maatschappelijke democratie: “Samenwerking gaat om voortdurend belangen bij elkaar brengen en continue feedback met burgers en andere lokale belanghebbenden organiseren. De truc is een lange adem: belangen veranderen vaak bij het verder uitvoeren. Zorg dat je in het innovatieproces feedbackloops inbouwt. Je weet nooit vooraf wat je tegenkomt aan valkuilen of kansen. Zo creëer je toch ruimte voor de belangen van burgers. De overheid staat niet buiten spel, maar heeft juist in het organiseren van deze reflectie een cruciale rol!”  Zij voegt hiermee nog een nieuwe rol toe aan de uitdagingen van de lokale overheid.

Het spel van touwtrekken in deze fase van het proces van decentralisatie kent een cruciale uitkomst: blijven de gemeenten voldoende opboksen tegen oproepen uit het veld voor meer regie op landelijk niveau? En geven ze tegelijkertijd in recordtempo op lokaal niveau de samenwerking en uitvoering van het aankomende beleid goed vorm? Dat vergt vele collectieve leerprocessen op verschillende niveaus. En die leerprocessen kosten tijd.

De tijd dringt, maar die tijd is nodig! Maar maak daarbij niet oneigenlijk gebruik van instrumenten als regie, controle en sturing van bovenaf.

See more at: http://www.slimmernetwerk.nl/2013/06/martine-maes-touwtrekken-of-samenwerken/#sthash.JBp8tb7u.dpuf

De kunst van het laveren bij het coachen van kleine innovatieteams

Innovatie staat hoog op de agenda bij organisaties, zeker als met minder middelen de kwaliteit van producten en diensten hoog moet blijven. Bij Kennisland hebben we ervaring opgedaan met ‘interventures’: teams van professionals gaan als innovatieteam op een avontuurlijke tocht en voeren interventies uit om het taaie vraagstuk vooruit te krijgen. Deze teams kunnen fungeren als ‘speedbootjes’ in of naast een organisatie. Hoe laveer je als speedbootje tussen ijsschotsen, met een vliegdekschip in het kielzog? Als coach heb ik het afgelopen jaar twee van zulke speedbootjes begeleid. Wat heb ik daarbij geleerd over de kunst van het laveren?

Op avontuur

Deelnemers in de interventuregroepen kregen de opdracht om een taai vraagstuk in beweging te brengen, zoals flexibiliteit en duurzame inzetbaarheid van personeel of samenwerking tussen eenheden. Zij onderzochten het vraagstuk vanuit verschillende invalshoeken en werken toe naar een daadwerkelijke (leer)interventie binnen de organisatie. Het gaat hier om een vorm van ‘action learning’ maar ook om een daadwerkelijke bijdrage aan een verbetering, een beweging of een vernieuwing in de vorm van een uitgeprobeerd idee, oplossing of advies met betrekking tot het vraagstuk.

De coach begeleidt de groep in de volgende stappen:

  1. verhelderen en verrijken van het vraagstuk
  2. casus selecteren
  3. een actie/interventie uitvoeren, in gang zetten
  4. leren als individu, als team en als organisatie
  5. kennis uitwisselen en borgen

De meerwaarde van deze aanpak is dat we vraagstukken voorleggen aan mensen die hier daadwerkelijk mee te maken hebben. In de meeste (grote) organisaties worden deze vraagstukken op een centrale beleidsmatige wijze benaderd. Met de interventure-aanpak krijg je betere oplossingen omdat de mensen die ze moeten implementeren de oplossingen zelf bedenken. Je ondersteunt tegelijkertijd professionals bij het leren kijken en sturen vanuit een voor de organisatie ‘breder’ perspectief. Dat is niet altijd gemakkelijk. Wat kom je tegen als coach in een dergelijke aanpak?

Gas erop

Bij de interventuregroepen die ik begeleidde was de start moeilijk: waar gaan we onze tanden in zetten en hoe bakenen we dat af? Nadat het bootje al een aantal keer in het voortraject heen en weer was gevaren van concreet naar abstract, heb ik tijdens de eerste coachsessie ingegrepen. Mijn vragen waren: waar zit de energie? Of waar zit je frustratie? Wat vind je leuk als groep om aan te pakken? Daar sprong één idee uit: een deelnemer had een mooie kiem gezaaid in haar eigen team en wilde dat graag verbreden. De uitdaging voor de speedboot was om dit idee breder in de organisatie uit te proberen.

De tip in deze fase is: maak je onderwerp zo klein en concreet mogelijk, omschrijf wie er last heeft van de situatie en houdt dat in beeld. Zorg dat je het vast kan pakken, geef er een goed klinkende naam aan en maak het letterlijk tastbaar. We maakten bijvoorbeeld zonder budget een filmpje van de ideale situatie, een flyer en een beeldmerk. Dat maakt erover praten en overdragen makkelijker.

Bijsturen en bijtanken

De speedbootjes kwamen enkele ijsschotsen tegen op hun weg. Deze zullen niet in elk innovatieproces terugkomen maar zijn wel exemplarisch voor de stappen die vernieuwers van onderop tegenkomen op hun innovatietocht. Hoe lang kun je onder de radar blijven opereren zonder je weg te laten blokkeren door grote ondersteunende diensten zoals P&O, ICT en Communicatie? Wanneer kom je met een goed werkend klein experiment bij het omslagpunt waarop je meer mensen op strategisch niveau moet gaan betrekken? En hoe bepaal je wie dat zijn? In deze fase heb je lef nodig om even opzij te schuiven wat je tegenhoudt, om de ijsschotsen heen te gaan en je niet teveel aan te trekken van knellende regels of protocollen. ‘Choose your battle’, oftewel kies waar je energie in steekt. Dat kan zijn een prototype maken van wat je voor ogen hebt (zonder budget en ingewikkelde plannen, maar knutsel iets in elkaar of vraag een handige collega of vriend om hulp). Ook kun je nagaan of je eigen gevoel breder gedeeld wordt (bevragen collega’s van verschillende functies).

Speedboot zoekt het ruime sop

Het lef dat de eerste groep toonde, maakte dat het idee ging rondzingen en al snel groter werd. Zorg in deze fase dat je de communicatie nog in eigen hand houdt, zodat de kern van je verhaal overeind blijft, dat je zichtbaarder wordt en zelf nog kunt sturen. Vertel dat (deel van het) verhaal dat voor je toehoorder van belang is. Nog niet iedereen hoeft alle facetten op dit moment te doorgronden, voer zelf de regie over wie voor welk deel van het concept belangrijk is. Hierbij helpt het als je het idee letterlijk zichtbaar hebt gemaakt.

De volgende stap die echt nodig was voor één van de speedbootjes was een goed werkende en simpele ICT-applicatie omdat handmatig werken niet meer haalbaar was. Als je bij de normale route op een ICT-afdeling met grotere belangen stuit, zoek dan een omweg met bestaande programma’s of apps voor de eerste stappen.

De kunst van het laveren: lessons learned

De rol die ik als coach heb gespeeld in deze trajecten was: structureren, vragen stellen, doorvragen, het vraagstuk van verschillende kanten belichten, energie geven om door te gaan, zoeken naar een kortere weg, netwerk inschakelen, meedenken welke actoren op welk moment van belang zijn en reflectie geven. Gaandeweg heb ik de volgende lessen verzameld:

  • Zorg voor een goede structuur: organiseer alvast een aantal afspraken, als coach met het groepje en als groep onderling, om de snelheid erin te houden en goed af te stemmen.
  • Zet het probleem scherp neer: wat is het probleem en voor wie is het een probleem?
  • Maak het simpel, breng het vraagstuk tot de kern terug. Bekijk het wel vanuit verschillende kanten en vraag je af waarom het een probleem geworden is. Breng het probleem gedurende het proces steeds weer tot de kern terug.
  • Ga over tot actie. Zitten de juiste personen in de groep? Kunnen ze elkaar aanvullen qua competenties? Indien nodig: maak de rollen bespreekbaar en benoem wat je ziet gebeuren. Individueel leren en groepsleren draait vaak om samenwerking, aanvulling van individuele competenties in het groepsproces en samenwerkend leren.
  • Sluit het traject af met een reflectie: wat heb je zelf geleerd? Hoe zou je zo’n onderwerp een volgende keer aanpakken? De groep kan in deze setting ook leren elkaar feedback te geven.
  • Benut de opdrachtgever of sponsor beter. De kunst is om een sponsor voor het idee te winnen en op het juiste moment om hulp te vragen op een ander niveau. Erken dat er meerdere niveaus van invloed zijn (niveau van professional, manager, bestuurder) en zet de juiste personen op het juiste moment in.
  • Maak het idee zichtbaar in de vorm van een filmpje, flyer, prototype om ermee de boer op te gaan. Juist de concrete vragen die je dan stelt zijn essentieel: Voor wie is het? Wat is hun belang? Benoem in één zin waarom dit voor de organisatie belangrijk is, etc.
  • Denk goed na over de doorlooptijd. Bij de eerste groep was die erg lang (bijna 9 maanden) om de energie vast te houden maar ze konden daardoor wel meerdere stappen zetten. De tweede groep had maar een krappe 3 maanden waardoor er te weinig tijd was voor een echte interventie.

Welke golven heeft de speedboot gecreëerd?

De belangrijkste opbrengst voor deelnemers is dat ze de ruimte krijgen om out-of-the-box te denken, andere perspectieven van meerdere afdelingen of andere organisaties tegen het licht te houden, de blik ook letterlijk buiten de organisatie te richten en ideeën op te doen. Als het management vooraf op het dek van het vliegdekschip staat, seinen uitstuurt en af en toe op het speedbootje meevaart, kun je hen meenemen in het denken in mogelijkheden en de ruimte die het speedbootje creëert. Het zou mooi zijn als managers ervoor zouden kiezen om een aantal taaie vraagstukken in een organisatie in een interventure te laten oppakken. Een deelnemer zag de interventures als organische organisatieverbetertrajecten, die wel continuering en faciliteiten nodig hebben. Enige inbedding (niet institutionalisering!) is heel belangrijk, bijvoorbeeld door een paar enthousiaste mensen (bij de ondersteunende diensten) als vliegende kiep voor een klein deel van hun tijd mee te laten denken met deze speedbootjes. Dat scheelt veel frustratie en levert meer energie op.

Een ander belangrijk resultaat vonden de deelnemers dat zij elkaar beter hebben leren kennen en elkaar nu sneller op kunnen zoeken over afdelingsgrenzen heen. Zij vonden met deze werkwijze een manier om frustraties om te zetten in actie, om kansen te benutten en bij te dragen aan een vernieuwende cultuur.

Deze twee speedbootjes voeren in de schaduw van een groot vliegdekschip (hun organisatie). Het is interessant om ook andere speedbootjes te onderzoeken, bijvoorbeeld die tussen meerdere organisaties varen. Wat komen zij tegen en wat leren we van hen over de kunst van het laveren?

Afbeelding: Joeldinda (CC-BY-NC-SA)

Inrollen, niet uitrollen

Wat te doen als je er met twintig organisaties achterkomt dat je aanpak om een gezin van een moeder met vijf afglijdende kinderen in een te klein huis in een aandachtswijk in Amsterdam verder te helpen niet werkt? Dan moet je samenwerken. Want de hulp voor probleemgezinnen gaat nooit over slechts één schijf. Erik Gerritsen zette zich jaren geleden als gemeentesecretaris van Amsterdam in voor de multiprobleemgezinproblematiek. Het moest anders: goedkoper, slimmer en beter, veel beter. Zijn verhaal tijdens de bijeenkomst bij Kennisland op 26 april 2013 begon bij het moment dat hij alle betrokken bestuurders, politici en jeugdzorgmedewerkers voorstelde aan het eerste gezin waar ze in samenwerking mee aan de slag zouden gaan. Daarna volgden nog vele multiprobleemgezinnen. Wat was er nodig om deze verandering van werken binnen de jeugdzorg in Amsterdam duurzaam te realiseren? Inrollen, niet uitrollen.

Uitrollen en opschalen of inrollen

De belangrijkste vraag was wat we kunnen leren van de stappen die Gerritsen, eerst als gemeentesecretaris, later als directeur van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, heeft gezet. Bij Kennisland werken we veel aan vernieuwing vanaf de werkvloer in gemeentes en ministeries, in scholen of ziekenhuizen. We experimenteren, brengen beweging van onderop, starten klein met uittesten, en dragen het geleerde weer over aan anderen. Uitrollen en opschalen zijn echter geen favoriete woorden voor de stap die daarna komt. Deze woorden impliceren dat je een situatie kunt stollen, elders kunt neerleggen als goede manier van werken en vervolgens verwachten dat het daar ook werkt. Deze stap van verspreiden wat goed werkt is tegelijkertijd wel onderdeel van het werk waar we voor staan: innovatie ontwikkelen is een ding, maar het laten landen op de plek waar het geborgd moet worden is iets anders. Hoe doe je dat op een sociaalinnovatieve manier? Welke inzichten zijn belangrijk voor Kennisland en voor programma’s die wij mede uitvoeren, zoals Slimmernetwerk in de publieke sector? We vroegen Gerritsen naar zijn kritische blik en inzichten.

    • Inzicht 1: je kunt complexe problemen meestal alleen met complexe oplossingen oplossen. Een voorbeeld is dat er meerdere hulpverleners nodig zijn in een gezin dat kampt met schuldhulpverlening én borderline én gedragsproblemen. Maar zij moeten wel samenwerken. Een simpele oplossing zou zijn één casemanager per gezin verantwoordelijk te maken. Die kan echter niet alles alleen oplossen, maar is als verbinder wel onderdeel van de, complexere, oplossing.
    • Inzicht 2: Macht speelt keihard een rol om innovatie en leerprocessen op gang te brengen, ook al voelt dit contra-intuïtief. Gerritsen startte bijvoorbeeld met een sessie in de ambtswoning van de burgemeester. Ga in soortgelijke situaties op zoek naar degene met de positie om op hoog niveau snel te kunnen schakelen en een doorbraak te kunnen forceren.
    • Inzicht 3: Niet eerst alles onderzoeken. Start en onderzoek gaandeweg. Het proces bij Jeugdzorg dreigde in een discussie te verzanden over definities en onderzoek doen naar de doelgroep (over hoeveel gezinnen hebben we het en wie hoort daar wel of niet toe?). Gerritsen duwde door: we beginnen met dit ene gezin en dan weten precies wat de doelgroep is over twee jaar.

Zelf voelen in plaats van laten vertellen

De eerste horde was genomen: het probleemgezin werd intensief begeleid en de betrokken hulpverleners leken te doen wat nodig was, ook in volgende gezinnen. Nadat Gerritsen wegging bij de gemeente dreigde het echter in te zakken. De aanpak was helder, het was uitgeschreven, men wist wat te doen en poogde het bij andere deelgemeenten uit te rollen. Dat werkte niet. Deze nieuwe betrokkenen hadden het proces bij het eerste gezin niet meegemaakt. Eenmaal bij Bureau Jeugdzorg aangetreden, gooide Gerritsen het dan ook over een andere boeg. Hij begon een lab met de beste mensen in een kamertje, die hij twee dagen trainde met een waardebril: voegt alles wat ik doe waarde toe aan het doel? Hij vroeg iedereen de eigen werkprocessen tegen die meetlat te leggen. Na ‘paniek en een identiteitscrisis’ kwamen er herboren medewerkers uit het proces die inzagen dat 40% van hun werk verspilling was. Zijn eerdere ervaring bij de gemeente en dit proces bij Jeugdzorg, leerde Gerritsen dat iedere medewerker door dit proces heen moet gaan om zelf met die andere bril te kunnen (blijven) kijken.

Medewerkers keken eerst met afgunst naar de eerste lichting in het lab en mochten daarna zelf het wiel opnieuw uitvinden. En nee, niet iedereen ging daar zomaar in mee. Inrollen zorgt ook voor opschoning: mensen willen soms niet veranderen of kunnen niet goed op een andere manier werken. Inrollen levert keihard het besef op dat de oude manier zinloos is en dat het anders moet. Daarna slaat de onzekerheid en angst toe. Sommigen hebben een half jaar nodig om daar over heen te komen, anderen twee jaar. Deze aanpak is ook toe te passen in andere sectoren als je de werkzame principes opnieuw toepast. Het is namelijk geen best practice die je kopieert; elke keer komt er bij elke persoon iets nieuws uit het veranderingsproces.

Inwijdingsritueel?

Een essentiële vraag over deze veranderingsstrategie komt uit de zaal: ‘Het lijkt wel een commando-opleiding of een inwijdingsritueel waar iedereen doorheen moet. Dat voelt erg opgelegd en misschien zelfs wel manipulatief. Moet je het systeem – de omgeving in plaats van de personen – niet veranderen?’ Gerritsen betoogt dat de boodschap is dat mensen het zelf moeten hebben doorgemaakt. ‘Alleen door te ervaren ontstaat er ander gedrag en daardoor een ander systeem. We zorgen voor veel training en intervisie voor alle medewerkers om ze te ondersteunen.’

Zuchtje wind of duurzame verandering

De ambitie van Gerritsen is dat als de omgeving verandert, je geen bestuurder nodig hebt om hierop in te spelen maar dat het uit de organisatie komt. Daar zijn we nog niet. Voor Kennisland heeft Gerritsen een kritische noot: “KL is heel goed in inspireren, beweging brengen en een vuurtje aanwakkeren. Echter, dan is het vaak nog niet klaar zodat anderen het zomaar kunnen overnemen. Het gevaar bestaat dat de innovatie een fris zuchtje wind is, maar nog geen duurzame verandering teweegbrengt.”

Ons werk is inderdaad niet klaar met het op gang brengen van de eerste beweging. Juist in het ‘inrollen’ schuilt de daadwerkelijke test of de werkzame principes ook blijvend kunnen worden toegepast en dat medewerkers in staat zijn om die steeds op nieuwe situaties toe te passen. Het was een inspirerende cocktail met veel stof tot nadenken.

Meer over het veranderingstraject Ieder Kind Veilig over generiek gezinsgericht werken bij Bureau Jeugdzorg is te lezen in de columns en het proefschrift van Erik Gerritsen.

Dit verslag is geschreven naar aanleiding van de door Kennisland georganiseerde bijeenkomst KL Cocktail, 26 april 2013.

“Voor de zekerheid mevrouwtje”: verspilling in de zorg

Het goede nieuws is dat inmiddels iedereen het er wel over eens is dat er veel te besparen is op de zorg. De voorstellen buitelen over elkaar heen op basis van gissingen of berekende besparingen. Op papier klinkt dat heel mooi. Waar het in de praktijk om gaat, is een omslag in de mentaliteit dat minder zorg ook goed genoeg kan zijn. Of je nu consument, patiënt, zorgprofessional, arts, specialist, farmaceut of verzekeraar bent.

Meer zorg is geen betere zorg

“Meer, meer, meer”, zo zit ons systeem in elkaar. De dokter maakt bij een patiënt met buikpijn in de praktijk vaak én een röntgenfoto, én een CT-scan én een echo, terwijl een CT-scan volstaat. Meer zorg is niet altijd betere zorg. Het is alsof alles wat kan, ook moet gebeuren.” Zo geeft oud-minister Klink in de onlangs gepresenteerde publicatie ‘Kwaliteit als medicijn’ (PDF) van Booz & Company weer. Naar aanleiding van gesprekken met bestuurders, artsen en hoogleraren stellen de auteurs voor de enorme verspilling aan te pakken. Volgens hun ramingen kan er tussen de 4 en 8 miljard euro bespaard worden, een bedrag dat in de publicatie overigens niet concreet gestaafd wordt.

‘Maar je bent toch verzekerd?’

Ik zal een voorbeeld uit eigen ervaring geven over verspilling. Onlangs bracht ik mijn jaarlijkse controlebezoek aan de tandarts. De tandartspraktijk bestaat uit meerdere tandartsen en deze meneer had ik nog niet eerder gezien. We hadden elkaar de hand nog niet gedrukt of hij stelde voor een foto van mijn gebit te maken, “want het was alweer enkele jaren geleden dat de laatste foto gemaakt was.” Tja, het peperdure fotoapparaat moet natuurlijk ook afbetaald worden. Vervolgens bekeek hij de foto aandachtig. Hij zag blijkbaar een significant verschil met de vorige foto en besteedde de volgende vijf minuten aan het opstellen van een brief aan de kaakchirurg. Na uitleg van de tandarts tijdens mijn vorige bezoek over welke opties ik had voor de breuk in mijn kies, had ik al besloten dat ik niet van plan was naar de kaakchirurg te gaan. Volgens haar was het niet per se nodig en was het mijn eigen keuze. Desondanks ging deze tandarts rustig verder met de verwijsbrief.

Na het printje keek hij welgeteld één minuut in mijn mond, prees het feit dat mijn gebit netjes onderhouden was en stelde in één adem een bezoek aan de mondhygiëniste voor, “voor de zekerheid”. De kranten lezende wist ik dat deze beroepsgroep inmiddels ook binnen de ziektekostenvergoeding viel. Mijn frustratie was al danig opgelopen en ik weigerde dan ook een afspraak te maken hiervoor. Mijn weigerachtige houding probeerde de tandarts vervolgens te beïnvloeden door de veelzeggende zin: “Maar je bent toch verzekerd?”

Zorgverleners moeten over hun eigen schaduw stappen

Dat bedoel ik dus met moraal. Er is zeker paal en perk te stellen aan de verspilling in de zorg zolang de dienstdoende specialisten en artsen hun verantwoordelijkheid nemen voor dit complexe probleem. Uiteraard geldt dit voorbeeld niet voor alle professionals, maar in dit concrete geval vrees ik dat de financiële prikkels een rol spelen bij het zorgen voor zoveel mogelijk doorverwijzingen naar collega’s. We vragen dus aan alle bestuurders, artsen en specialisten om over hun eigen schaduw te stappen en die zorg te leveren die nodig is. Dat kan vaak met minder dan nu gebeurt.

In de verpleging, verzorging en thuiszorg (VVT) speelt ook al langere tijd de vraag: hoe kunnen we onze cliënten zodanig helpen dat zij de juiste, benodigde zorg krijgen en zo lang mogelijk zelfredzaam kunnen blijven? De professional op de werkvloer heeft de taak om na te gaan welke zorg iemand nodig heeft, op welke slimme manier die geleverd kan worden en welke rol de professionele zorg dan nog heeft om voor het welbevinden en de gezondheid van de cliënt zorg te dragen. Er zijn al vele voorbeelden van anders organiseren in de zorg te vinden op invoorzorg.nl of zorgvoorinnoveren.nl.

Mentaliteitsverandering begint bij jezelf

De discussies over de toekomst van de zorg maken de betrokkenen langzaam rijp voor een echte mentaliteitsverandering, waarbij ieder individu voor zich een rol heeft om het ook daadwerkelijk anders te willen gaan doen. Naast het individuele handelen zijn meerdere niveaus in beeld waar het gaat om slimmer samenwerken en het slimmer benutten van techniek voor goedkopere en betere zorg.

Als eerste het niveau van samenspel van alle stakeholders in de zorg. Probeer het complexe probleem niet vanuit één aangrijpingspunt te veranderen maar vanuit meerdere perspectieven tegelijkertijd en in samenhang. Aan tafel horen zowel patiënten als zorgprofessionals te zitten, samen met vertegenwoordigers van zorginstellingen en verzekeraars. De uitdaging is: niet méér maar voldoende betere zorg.

Een tweede niveau is de samenwerking tussen zorgverleners in een regio, met als inzet om de zorg indien mogelijk meer lokaal en dichtbij de patiënt te organiseren. Voorbeelden dat zorginstellingen betalen voor doorverwijzing van patiënten vanuit eerstelijnszorg naar hun zorginstellingen geven aan dat de mentaliteitsverandering hier nog een slag te maken heeft.

Een derde niveau is het (sociale) netwerk rondom zorgbehoevenden (welzijnsinstellingen, gemeente, vrienden, buren en familie). Mensen kunnen meer zorg dragen voor het welzijn en welbevinden van hun naasten. Sterker nog, dit zal hard nodig zijn de komende jaren.

Om slimmer zorg te kunnen verlenen, moeten we tot slot kijken naar de schier oneindige (al dan niet medische) technische mogelijkheden om besparingen en efficiëntie te realiseren. Mobiele applicaties om je eigen gezondheid te monitoren en open data-toepassingen nemen nu al een hoge vlucht onder de noemer van mHealth en deze markt zal gigantisch gaan groeien de komende jaren. Je kunt zelf als consument dus ook al een bijdrage leveren aan het betaalbaar houden van de zorg (los van gezond leven natuurlijk).