Samenspel voor open leren is hard nodig
De term ‘open leren’ spreekt tot de verbeelding. Open, toegankelijk voor iedereen, onafhankelijk van plaats en tijd kunnen leren. Je kunt ook denken aan open content en digitale leermaterialen die je voor school of eigen ontwikkeling legaal van het web kan halen. Bij een bezoek aan het Corlaer College in Nijkerk zag ik hoe dit in de praktijk vorm kan krijgen. Elk leerjaar heeft een eigen etage. Ik liep door het gebouw langs ruimtes met glazen wanden voor instructie, hoeken met computers voor digitale werkgroepen, flexibel samen te stellen tafels om samen te werken en een transparante kamer in het midden voor de docent en assistenten. Een open en transparante blik op leren staat op deze school aan de basis van zowel de onderwijsfilosofie als het gebouw.
Hoe ziet leren in de toekomst eruit als we deze filosofie voor open leren verder doortrekken? Welke kansen zien we voor een integrale aanpak voor open leren in het hele onderwijsveld? InnovatieImpuls Onderwijs nodigt scholen uit om mee te denken en een bijdrage te leveren aan een gezamenlijke aanpak.
Onderwijssector loopt achter op het gebied van open content
InnovatieImpuls Onderwijs (IIO) was aanwezig bij het 10-jarig jubileum van Creative Commons Nederland. Daar keken geïnteresseerden vooruit naar de toekomst van ‘open’ in verschillende sectoren zoals de creatieve sector (waaronder de muziekindustrie) en de publieke sector. Martijn Arnoldus gaf zijn visie hierop: “Opvallend is dat de sector onderwijs flink achterloopt bij de toepassing van open content. Ik zie daar een aantal oorzaken voor: de aard van het onderwijsmateriaal is complexer dan het materiaal in bijvoorbeeld de muzieksector. Ook is de cultuur in het onderwijs niet ingesteld op werken met open content. Docenten hebben weinig tijd om materiaal te maken en het delen van lesmateriaal zit niet in de genen. Sommige enthousiaste docenten maken zelf filmpjes maar auteursrecht is vaak onbekend terrein voor hen. Zomaar lessen op internet zetten mag niet zonder toestemming van de maker en zeker niet als er materiaal van derden wordt gebruikt, zelfs niet achter een inlogcode of in een klein gezelschap. De verplichtingen (de naam van de maker en de licentievorm vermelden, de gebruiker eventueel betalen) worden niet toegepast.”
Met een groep onderwijskenners vanuit IIO, Studio VO, Wikiwijs/Kennisnet, Open Universiteit en Wikimedia discussieerde ik tijdens het Creative Commons-jubileum over de toekomst van open leren en de rol van digitalisering daarin. De conclusie is dat dé volgende stap er niet is, een integrale aanpak is nodig.
Wel duidelijke toename zichtbaar
Intussen timmeren scholen en digitale platforms wel degelijk aan de weg. Volgens VO-content is het gebruik van de open digitale leerlijnen van actueel, multimediaal materiaal (de zogenaamde stercollecties) die deze site ontsluit, gestegen met 55% ten opzichte van vorig schooljaar. Ook gebruiken steeds meer docenten een stercollectie om een methode aan te vullen (8% meer dan vorig jaar) of te vervangen (2% meer dan vorig jaar). Dat klinkt heel positief, maar de benutting van digitaal materiaal in het onderwijs blijft nog steeds achter bij de mogelijkheden en de noodzaak die ook scholen voelen voor digitale geletterdheid van hun leerlingen en docenten, betoogt onderzoeker Alfons ten Brummelhuis van Kennisnet. Hij voert net als Martijn Arnoldus de cultuur in de school aan als knelpunt voor bredere benutting van digitaal materiaal in de lessen.
“Schoolleiders hebben een belangrijke rol bij het motiveren en inspireren van docenten om ICT te gebruiken tijdens hun lessen. In scholen is dit vaak een knelpunt.”
In de experimenten Onderwijsteams, E-klassen en Leerlingen voor Leerlingen van IIO experimenteren 150 scholen op verschillende manieren met het toepassen, maken en arrangeren van digitaal lesmateriaal. Vanuit deze scholen krijgt de projectleiding van IIO vaak vragen over de selectie en kwaliteit van digitaal materiaal, de beschikbaarheid van materiaal voor alle leerjaren (lesmethodes en leerlijnen) en de actualisering ervan. Docenten passen materiaal vaak aan voor hun eigen lessen, maar die verbeterde of verrijkte stof wordt niet teruggebracht in de oorspronkelijke database. Invoering van een dergelijke feedbackloop zou de kwaliteit en bredere toepassing zeker ten goede komen. Met een continue terugkoppeling van materiaal en inzicht in het meest populaire of best beoordeelde materiaal komt er ook steeds meer zicht op wat docenten goed toepasbaar lesmateriaal vinden, hoe de samenhang met offline materiaal is en in welke werkvormen docenten het (kunnen) toepassen. Doel is uiteindelijk om digitaal leermateriaal als katalysator voor plaats- en tijdonafhankelijk leren te benutten.
Een voortrekkersgroep vormen
Initiatieven als VO-content en Wikiwijs zijn stappen in de goede richting maar het Open Domein blijkt te groot te zijn voor één partij. Jan Bart de Vreede van Kennisnet, verantwoordelijk voor Wikiwijs:
“Het is nog niet gelukt een integrale aanpak te realiseren. We hebben een voortrekkersgroep nodig die in samenwerking stap voor stap steeds de volgende zwakke schakel aanpakt om de complexe uitdaging vooruit te brengen.”
Wikiwijs zoekt de samenwerking bijvoorbeeld op met het Leermiddelenplein van SLO door het samenbrengen van inhoud en functionaliteiten in het Wikiwijsleermiddelenplein. Op dit digitale plein kunnen docenten terecht voor het zoeken, maken, delen en vergelijken van leermiddelen.
Het voorstel van De Vreede is om een voortrekkersgroep te formeren met de relevante partijen op het gebied van content, business en educatie. Hun taak zal zijn om gezamenlijk doorbraken te forceren op het terrein van open content om open leren te faciliteren. Partijen die genoemd zijn: Kennisnet/Wikiwijs, VO-content, Kennisland, Beeld en Geluid, Surf, businessvertegenwoordigers (uitgevers), scholen/leraren.
Op de agenda van de voortrekkers zal bijvoorbeeld staan:
- kwaliteit verhogen en bewaken van het digitale materiaal (van ‘losse’ onderdelen in een les tot hele leerlijnen), feedbackcyclus inbouwen van aanpassingen in het materiaal die niet alleen lokaal maar ook naar de brondatabase terugleiden;
- vindbaarheid van materiaal vergroten;
- bruikbaarheid en didactische correctheid garanderen;
- licenties open maken (je moet het materiaal aan kunnen passen);
- aanzwengelen van visievorming op scholen over hun rol in het arrangeren en actualiseren van leermateriaal en het delen en feedback geven op de kwaliteit ervan;.
- nieuwe businessmodellen bedenken (financiële prikkels gericht op het digitaliseren, delen en actualiseren van materiaal; nieuwe businessmodellen voor uitgevers);
- partnerschappen opzetten die een netwerk van specialismen verenigen.